Vrouwen die tijdens hun leven nooit last hebben gehad van een verstoord evenwicht in hun vaginale flora zijn zeldzaam. Dit ecosysteem is gevoelig voor de hormoonschommelingen van de menstruatiecyclus en kan te lijden hebben onder omgevingsomstandigheden of zelfs stress...
De vaginale flora (of vaginale microbiota) bestaat uit een geheel van levende micro-organismen die zich van nature in de vaginale holte bevinden. Dit geheel van voornamelijk beschermende lactobacillen wordt de Döderlein-flora genoemd. Het evenwicht van deze flora hangt van tal van criteria af: vaginale pH, aanwezigheid van pathogene bacteriën, levensritme, stress, zwangerschap, geneesmiddelen waaronder antibiotica, tabak... Maar ook exogene factoren zoals warmte en vocht, vaginale douches of zelfs te strak ondergoed, seksuele betrekkingen... kunnen de natuurlijke toestand van de vaginale flora wijzigen.
De vaginale flora (of vaginale microbiota) bestaat uit een groep micro-organismen die van nature in de vaginale holte leven. Deze intieme flora die voornamelijk bestaat uit beschermende lactobacillen wordt de Döderlein-flora genoemd.
Het evenwicht van deze flora is afhankelijk van fysiologische criteria:
Ook exogene oorzaken kunnen de natuurlijke toestand van de vaginale flora wijzigen en dagelijks ongemakken veroorzaken.
Jeuk, irritaties, droogheid van het vaginale slijmvlies, ongemak, verandering van de vaginale pH wijzen allemaal op een wijziging van de populatie micro-organismen.
Wanneer de vaginale flora uit balans is, spreken we van dysbiose. Het beschermende micromilieu wordt dan verstoord, wat vaginale aandoeningen zoals bacteriële vaginose en mycose (candidiasis) in de hand werkt.
Bacteriële vaginose is het gevolg van een complexe verandering van de vaginale microbiota door verschillende ziekteverwekkende bacteriën. Deze zijn soms afkomstig van het urineweg- of spijsverteringsstelsel, zoals E. coli.
Candidiasis of mycose wordt daarentegen veroorzaakt door een microscopische schimmel, Candida albicans. Deze aandoening wordt doorgaans behandeld met gynaecologische zetpillen.
Vrouwen krijgen minstens één keer in hun leven te maken met een episode van vaginale dysbiose. In dat geval vervult de Döderlein-flora, die uit ‘goede bacteriën’ is samengesteld (Lactobacillus crispatus, Lactobacillus gasseri, Lactobacillus jensenii en Lactobacillus iners), niet langer haar beschermende rol tegen pathogenen.
Gemiddeld krijgt 40 % tot 50 % van de volwassen vrouwen een bacteriële vaginose en 20 % tot 25 % een mycose (candidiasis).
Ongewone vloeibare afscheiding met een onwelriekende geur is een teken van bacteriële vaginose, terwijl jeuk, witte klonterige afscheiding en de afwezigheid van geur tekenen zijn van candidiasis.
In elk geval zijn voor een diagnose een medisch onderzoek en biologische analyses nodig.
De verwarring tussen beide pathologieën kan tot foute adviezen en behandelingen leiden (antibiotica of schimmelwerende middelen).
Brandend gevoel, irritatie van het intieme slijmvlies, roodheid, jeuk aan de geslachtsdelen, pijn, vaginale afscheiding... als u een van deze symptomen waarneemt, wacht dan niet! Waarschijnlijk is uw vaginale flora uit balans. Vraag advies aan een gezondheidsprofessional die de afwezigheid van ziektekiemen kan bevestigen.
Antibiotica en schimmelwerende middelen zijn doorgaans heel efficiënt voor de behandeling van een vaginose en mycose.
Aangezien het evenwicht van de darm- en dat van de vaginale flora nauw met elkaar verbonden zijn, kan het interessant zijn om ze te ondersteunen met voedingssupplementen van het probiotische type (lactobacillen die identiek zijn aan die van de Döderlein-flora)
De darmmicrobiota herbergt ten minste 160 verschillende bacteriesoorten waarvan er 15 à 20 aanwezig zijn bij alle mensen. Drie grote families komen samen voor: de firmicutes waar de lactobacillen deel van uitmaken, de bacteroidota en de actinobacteria waaronder de bifidobacteriën vallen. De darmen vormen dus een waardevol reservoir voor de intieme flora.
Probiotica kunnen vaginaal worden toegediend (in de vorm van ovules of capsules) maar ook oraal worden ingenomen, want ze koloniseren het spijsverteringskanaal en de darmmicrobiota, en verplaatsen zich vervolgens tot in de vaginale microbiota.